Een handjevol Engelandvaarders heeft door
omstandigheden onderweg echter een alternatief parcours afgelegd. Onder hen
een klein aantal Engelandvaarders vertrokken in 1941 en 1942, die in
onbezet Vichy-Frankrijk werden gearresteerd.
In Vichy-Prankrijk gold sinds eind september 1940
een wet die bepaalde dat mannelijke buitenlanders van negentien tot
vier-en-vijftig jaar oud in werkkampen opgesloten konden worden als zij,
naar het oordeel der Franse autoriteiten, 'overbevolking' veroorzaakten.
bovendien gold er van begin oktober 1940 af een wet welke die autoriteiten
het recht gaf, Joodse vluchtelingen in kampen voor louter Joden te
concentreren.
De Vichy-politie placht gearresteerde vreemdelingen in die tijd nogal eens
de keus voor te leggen tussen of uitlevering aan de Duitsers, werkkamp of
dienstneming in het Franse Vreemdelingenlegioen. Bijna iedereen koos dan
voor het laatste, omdat het Vreemdelingenlegioen altijd nog minder erg leek
dan uitlevering aan de Duitsers of een werkkamp.
Eind 1943 omschrijft Sergent
Lagas werkzaam op Ambassade in Algiers die
situatie als volgt:
“Ik heb de
eer hierbij het volgende op te merken:
Het is
inderdaad juist dat in “France non-occupe”
indertijd een sterke pressie op onverschillig welke vreemdeling werd
uitgeoefend om dienst te nemen in het Vreemdelingenlegioen. De z.g. “réfugiés” gaven hieraan over het algemeen gehoor, daar
zij anders in de concentratie-kampen terecht
kwamen, zelfs over de “ligne de démarcation” terug werden gedreven werden en dus in de
handen der Duitsers vielen.
Velen zijn
aldus in het Legioen gekomen, wier oorspronkelijke plannen geheel anders
waren. Deze mensen beschouwden zichzelf terecht als verkerende in dezelfde
omstandigheden, als de gedeporteerden naar Duitsland.
Zij hadden
slechts van twee kwaden het beste gekozen en wachtten op de eerste gunstige
gelegenheid om het Legioen te verlaten.[3]
Op hulp konden de Engelandvaarders in deze
situatie soms rekenen van de Nederlandse consul-generaal, dr. ir. A. Sevenster voorzitter van een in 1940 opgericht
Nederlands comité voor hulp aan vluchtelingen de Association
de secouts aux réfugiés néerlandais. Sevenster, waarop ook veel kritiek was, gaf zich wel
veel moeite om hen allen te beschermen. Het kwam herhaaldelijk voor dat
Engelandvaarders op de z.g. demarcatielijn tussen bezet en onbezet
Frankrijk door Vichy-Franse politiemannen gearresteerd werden en opgesloten
in een smerige gevangenis waar men hun de keus gaf, teruggeleid en aan de
Duitse bezetter uitgeleverd te worden dan wel vijf jaar dienst te nemen in
het Vreemdelingenlegioen in Frans-Noord-Afrika. Sevenster ging zich,
als hij van die gevallen hoorde, inspannen, de betrokkenen uit hun
gevangenschap vrij te krijgen.
Een enkeling wist handig gebruik te maken van deze
situatie.
Zo kreeg Engelandvaarder Maarten le Poole in
maart 1942 reispapieren voor Marseille en de opdracht zich daar bij het aanmeldingsbureau
van het Vreemdelingenlegioen te melden. Hij reisde braaf naar Marseille,
maar nam, daar aangekomen, meteen de benen.
Zo ook de Engelandvaarder Jan ter Doest; nadat hij Vichy Frankrijk had bereikt werd hij
daar met 7 anderen opgevangen door twee gendarmes. De hele club ging naar
de gendarmerie in Lons-le-Saunier. Daar vonden de
verhoren plaats en voor de dienstplichtige mannen gold de keus: terug over
de ligne, of in het Vreemdelingenlegioen als
„vrijwilliger".
Hoewel Jan nog zeventien moest worden, vonden de Fransen dat hij ook wel
naar Afrika kon. De volgende dag stond Jan met twee jonge Polen op de
binnenplaats van de gendarmeriekazerne. Ze zagen dat de poort open stond.
De Polen mompelden iets en stootten Jan aan. Als op een startschot vlogen
de jongens de poort uit, renden naar een schuilplaats en wisten ongezien in
de trein naar Lyon te komen. De Poolse jongemannen gingen regelrecht naar
de Poolse Legatie en namen Jan mee. Jan werd daar naar het Office Neerlandais verwezen.
De Engelandvaarders Paul Barten en Leo Hendrikx
hadden besloten om via Zwitserland naar Engeland te reizen. Ze hadden
gehoord dat de opvangkampen in Zwitserland beter waren dan in
Zuid-Frankrijk mochten ze blijven steken. Ze reisden naar Annecy (Frankrijk), waar ze opgewacht werden door de
gendarmerie. Ze hadden geen geldige papieren. Ze zouden vrij komen als ze
zouden tekenen voor het Franse vreemdelingenlegioen. Ze aarzelden, maar ze
besloten toch om maar niet te tekenen en het proces af te wachten. Ze
kregen 40 dagen gevangenschap opgelegd.
26 Mei 1942 werden ze uit de gevangenis ontslagen en op transport naar
Toulouse gesteld.
Niet iedereen wist het gebeurde echter zo uit te
buiten. Sommige Engelandvaarders spraken zo weinig Frans, dat zij amper
begrepen waarvoor zij kozen. Dit was het geval bij de toen 21-jarige Jan
Overvoorde, die gearresteerd werd na een mislukte poging de demarcatielijn
over te steken waarna hij werd opgesloten in de gevangenis van Chateauroux:
Na een week werd mij gevraagd: óf Duitschers, óf Afrika en ik koos het laatste, niet goed
begrijpend wat zij bedoelden, daar ik niet veel Fransch
sprak. In Marseille gekomen moest ik voor vijf jaar tekenen...
Anderen tekenden welbewust voor het legioen, in de
overtuiging dat zij vrij snel zouden kunnen deserteren, om daarna hun reis
naar Engeland te vervolgen. Maar dat viel vaak tegen. De meesten van hen
kregen geen kans om te deserteren en werden onverwijld overgebracht via Oran (Algerije) naar Sidi Bel
Abbès het hoofdkwartier en hoofddepot van het
Vreemdelingenlegioen, van waaruit het verder ging naar de opleidingscentra
en daarna uiteindelijk plaatsing bij actieve eenheden. Veel van die
eenheden waren gestationeerd in afgelegen plaatsen in het Zuiden van
Algerije en Marokko van waaruit deserteren nagenoeg onmogelijk was.
Hier kwam nog bij dat ze dienden bij het deel van het Vreemdelingenlegioen
dat deel uitmaakte van de troepenmacht onder bewind van Vichy Frankrijk een
bondgenoot van de asmogendheden.
|