Naar Engeland
Het
besluit van Jan Overvoorde om naar Engeland te gaan was gebaseerd op zijn
groeiende haat tegen de Duitse bezetting van Nederland. De winkels werden
steeds leger, schrijft hij later.
Er circuleerde geruchten dat jonge patriotten opgepikt werden door Britse
vliegtuigen.
Dit gebeurde inderdaad maar alleen als men voldoende kwalificaties had.
Samen met twee vrienden, Dirk den Hertog en Wim Huisman, allebei uit Delft,
besluiten zij het heft in eigen handen te nemen een starten met de
voorbereidingen van hun ontsnapping.
In het
kort zou het reis een naar Spanje zijn, waar en dat wisten zij uit
betrouwbare bron, de Nederlandse Consul een overtocht naar Engeland kon regelen.
Ze besluiten te vertrekken op 11 December 1941. Drie weken voor hun vertrek
beginnen ze de noodzakelijke spullen te regelen, een kompas, een
verrekijker, een kaart, geld en voedsel.
Ze
hebben ongeveer 17 gulden bij zich, drie fietsen en 4 roggebroodjes.
Ze
laten een brief achter met de beschrijving van hun plannen in een boek dat
de vader van een van hen op dat moment aan het lezen is. In het boek ook
een verzoek de andere ouders te informeren.
Ze verlaten Delft om 13:00 per trein met hun fietsen, enkele reis Breda.
Van Breda gaan ze met de fiets naar de grens via een smalle weg. Ze komen
veel mensen tegen richting Nederland met het doel boter, graan of
aardappelen te kopen, genoeg gelegenheid voor het wisselen van Guldens naar
Belgische Franken.
België
Zonder
moeite passeren ze de grens met België en ’s nachts fietsten ze door naar
Antwerpen, waar ze buiten in een motregen bij een boer overnachten. Vanwege
het bombardement op Antwerpen slapen ze bijna niet.
De volgende dag fietsen ze verder via Brussel, naar een klein dorp in de
buurt van Halle waar ze onderdak vinden bij een boerderij met de naam “De
zeven Fonteinen”. Jan Overvoorde verkoopt daar zijn fietslamp aan de zoon
van de boer. De volgende morgen, na een goed ontbijt en voorzien van nieuw
proviand gaat het richting Franse Grens.
Frankrijk
Nadat
ze hun identiteitskaarten hebben laten zien en onder het mom dat ze gaan
werken in Noord Frankrijk, steken ze de grens over.
In een klein dorp niet ver van Soissons verkopen
ze, na bemiddeling van een Nederlander genaamd Maas, hun fietsen voor 2400
Franc. Maas helpt hun ook met ondersteuning van het Franse Verzet over de
eerste van de twee demarcatie lijnen te komen. Daarna gaat het verder met
de trein naar Parijs. In Parijs wisselen ze hun Belgische geld voor Frans
geld en omdat alles zo gemakkelijk gaat raken ze wat overmoedig en bezoeken
en beklimmen ze zelfs de Eiffeltoren.

Eiffeltoren Parijs 1941,
ook een attractie voor Wehrmachtsoldaten
Verder
per trein via Orleans naar Romorantin
waarvan ze weten dat die plaats dicht bij de tweede demarcatielijn ligt.
Deze wordt daar gevormd door een rivier [Le Cher].
Villefranche-sur-Cher, het vlot
Ze
komen aan in het dorp VilleFrance [Villefranche-sur-Cher].
Omdat het winter is zijn ze bang voor de brede rivier en de snelle
stroming. Met hun verrekijker kunnen ze een brug zien zowel links als
rechts op een afstand van ca. 5 kilometer.
Ze
nemen, achteraf terecht, aan dat deze bruggen worden bewaakt. Ze besluiten
de rivier over te steken zonder nat te worden. De rivieroever is spaarzaam
begroeid met bomen en ze besluiten uit takken een vlot te bouwen. Met wat
stukjes touw en hun schoenveters binden ze de takken aan elkaar. Het
gammele vlot wordt te water gelaten en Jan Overvoorde wordt genomineerd,
zonder bijzondere reden, als eerste over te steken. Grotendeels droog
gebleven bereikt hij het andere oever. Tijdens deze hele actie zijn ze
echter minder alert gebleven en als Jan Overvoorde opkijkt ziet hij zeer dichtbij
een Duitse patrouille. Dit is de laatste keer dat Jan Overvoorde zijn
vrienden ziet ze worden gearresteerd door de Duitsers. Jan Overvoorde wordt
bevolen terug te keren, geschrokken heeft hij echter het vlot weg laten
drijven. Hij kan daarom niet voldoen aan het verzoek en belooft dat hij
richting brug zal lopen om zich daar over te geven. De vrienden hebben
elkaar beloofd onder alle omstandigheden bij elkaar te blijven en Jan
Overvoorde is ook vastberaden dit te doen. Hij loopt met hun mee maar de loop
van de rivier dwingt hem steeds verder naar links en op een gegeven moment
verliest hij ze uit het oog. Jan Overvoorde krijgt het idee dat hij zich op
een eiland in de rivier bevindt en dat blijkt ook zo te zijn.

Villefranche-sur-Cher, Duitse bewaking van Le Cher en
eilandje in de Cher op de locatie waarvan aangenomen wordt dat
Jan Overvoorde is overgestoken [Google Earth]
Na 10
minuten hij terug op dezelfde plek, maar geen Duitsers meer en ook zijn
vrienden ziet hij nergens meer. Hij wil zich echter aan de afspraak houden
en ziet dat de afstand tussen het eiland en de andere oever smaller is dan
het stuk dat hij al heeft overgestoken. Hij gaat op zoek naar overhangende
takken en hoopt op die manier driekwart over te kunnen steken, met wat hij
later beschrijft als een Tarzanzwaai. Hij vindt een tak maar die breekt af
op het moment dat hij eraan hangt. Met moeite bereikt hij zwemmend de
andere oever. Drijfnat, koud en onverschillig gaat hij verder richting
brug. Dan wordt zijn weg geblokkeerd door een Franse gendarme. Waar hij
heen wil vraagt deze. In zijn beste Frans antwoord Jan Overvoorde: “naar de
brug naar mijn vrienden”.
De Gendarme antwoord: ”Non, pas bon, les boches”,
“je bent nat kom met mij mee”.
Na een
telefoongesprek brengt de Gendarme hem naar het huis van de baker, waar
zijn kleding voor de over gedroogd wordt.
Die nacht slaap Jan Overvoorde in de cel van het lokale politiebureau.
De volgende dag, 18 December 1941, wordt hij naar Châteauroux
gebracht [ca. 60 km verder Zuidelijk]. Na een verhoor en nog een nacht in
een cel, wordt hij aan het werk gezet in de kazerne, waar hij
huishoudelijke taken moet verrichten.
Kerstmis 1941 viert hij met Koffie en Cognac en voor het eerst sinds eeuwen
weer met een volle maag.
Een
week na aankomst in Châteauroux dus ergens rondom
Kerstmis, wordt Jan Overvoorde gevraagd Duitsers of Afrika, hij kiest voor
het laatste “niet
goed begrijpend wat zij bedoelden, daar ik niet veel Frans sprak” verklaard
hij later.
|