Verslag door den Heer A. Vos.

Wat is een Legionair?
Zie de reclame de propaganda, Engage vous, Rengagez-vous à la Légion Etrangere, meld U bij het rekruteringsbureau. De arme burger, zonder werk of inkomsten, geilusioneerd door de aanplakbiljetten meld zich vol goede hoop op vooruitzicht. Misschien begrijpen zij hun, en vindt hij een normaal leven aan het einde van zijn nood. Hij is geen misdadiger, heeft niet gestolen of vermoord, dus waarom is de gemeenschap zo onverbiddelijk. Hij is nog een jonge kerel, nauwelijks achttien jaar, zonder werk en, of toekomst, avontuurlijk en nog volop illusies. Hij verstaat nog niet voldoende Frans, maar behelpt zich. Bij zijn aanmelding, ongeacht zijn taal, vind hij een tolk die hem vriendelijk begeleid, zijn vertrouwen windt en zich interesseert voor hem en zijn noodlot in het leven.
Dit was mijn geval in 1939 jaren geleden. Wat zeggen zij hem? Hetgeen mij gezegd werd een dag dat ik mij presenteerde, met mijn achttien jaren als alle bagage, vermoeid van het solliciteren van bureau tot bureau om werk te vinden, "dat het Legioen het mooiste leger is die men op de wereld vind. Dat zijn glorie zijn lot is sinds zijn oprichting. Dat men goed gekleed is, gevoed, comfortabel geïnstalleerd en een goede soldij ontvangt, die alle genoegens van een jongeling kan wensen in gezelschap van goede kameraden. Dat men van lange vakanties kan genieten. Dat iedereen wordt geaccepteerd, vreemdelingen of Fransen, die het vermaarde Vreemdelingen Legioen aantrekt. Dat men zich voor ongeacht welke periode kan aanmelden en na vijftien jaar dienst van een goede pensioen verzekerd is. Uiteindelijk dat men wat van de wereld ziet, zoals Algerie, Maroc, Tunis,Syrie, Senegaal, Indo-China, etc.,etc.,. Men verwijst ons naar de premie van tweeduizend franc, intussen verhoogd. Ik wilde het wel proberen, en stel de vraag of het mogelijk is mij te engageren voor vijf maanden. (Waarschijnlijk communicatie stoornis) en de tolk overtuigt me en zegt "Vooruit zet je handtekening hier". Waarschijnlijk heeft hij spijt want hij vervolgt te zeggen: "U gaat naar een keuring maar U mag wachten tot morgen om U de tijd te geven het te overdenken. U slaapt hier in een kleine kamer en als U iets nodig heeft zegt U het tegen de Sergeant. Men begeleidt mij naar mijn kamer. Het is er schoon met een legerbed van metaal. Het is inmiddels twaalf uur geblazen. Een goede maaltijd biefstuk-frit, dessert, bier of wijn naar gelieve wordt mij gebracht,

zonder te tellen de koppen koffie en pakje sigaretten. Ook werd er verschillende spelen en kaarten gebracht om de middag door te komen. Een jonge Zwitser, Une bleu, zoals ik was daar reeds, en hebben gezamenlijk smakelijk gegeten. Daar ik erg moe was, ben ik op het bed gaan liggen, en praten wij in het Duits om de tijd te verdrijven. ‘s Avonds bracht een soldaat ons het eten, een Alsasien, die bestemd was voor het gewenste menu van de "bleus". Wij begonnen natuurlijk een gesprek met hem over het militaire leven en vooral dat van het Legioen. Wanneer wij trek hadden, vlug een broodje of wijn of bier, en altijd werd ons het fijne leven van het Legioen voorgeschoteld. Wij verbleven twee dagen in deze kamer en kregen hetgeen wij vroegen. Natuurlijk loopt de overdenkingstrijd af en werd ik begeleid naar het bureau van de tolk die mij begeleide. Een onderofficier overhandigde mij papieren ter ondertekening en ik plaatste mijn naam. Er werd niet meer gesproken over de tijd dat ik moest dienen, en ik was overtuigd mijn vrijheid verloren te hebben gedurende 5 maanden (geen jaren). Helaas was ik teleurgesteld na vijf maanden en begreep dat het jaren zijn waarvoor ik getekend had. Dezelfde ochtend werd ik medisch goedgekeurd. Ik had mezelf gefopt. De toelating was eenentwintig jaar hetgeen ik vernomen had van een douanier aan de grens. Hij adviseerde mij mijn papieren te vernietigen dewelke niet zouden gevraagd worden en mijn leeftijd met enkele jaren te verhogen. Ik heb me toen aangemeld geboren zijnde in 1916 in plaats van 1920, na mijn paspoort te hebben vernietigt, en zo werd ik op zekere dag in Maart 1939 Legionair.

Wij verbleven, de jonge Zwitser en ik, twee dagen in onze kamer, doch zodra wij getekend hadden was het goede leven gedaan. Wij werden begeleid naar het station, na ons aan beide een franc en een pakje sigaretten te hebben gegeven, en werden gedirigeerd naar Toul. Wij waren nog steeds in burgerkleding, en werden bij aankomst opgewacht door een sergeant van het Legioen ons naar de kazerne begeleide, alwaar wij de bekende uniformen van het Legioen ontvingen. ‘s Morgens kleine corvees en ‘s middags vrij. Na verloop van enige tijd gingen wij naar Marseille, het dépot van het Legioen. Onze illusies waren verdwenen, hoofden kaal geknipt en onze burgerkleding verkocht aan de opkopers. Het leven werd zwaar, s’morgens en ‘s middags corve des pierres hetgeen betekende stenen stuk slaan tot grint om in conditie te blijven. Na acht dagen werden wij opgesteld en kregen een spuit.

 

Vervolgens werden wij ingescheept op de "Bel-Abbes", natuurlijk in het ruim als sardines op elkaar, ongeveer ter grote van een compagnie, onder toezicht van gegradeerden, die de taak hadden desertie te voorkomen. Bij aankomst in Oran gingen wij per trein naar Sidi-Bel-Abbes. In de kazerne aangekomen werden wij naar de eetzaal gedirigeerd, en na een half uur rust werden wij in alfabetische volgorde afgeroepen en begaven ons een na een naar de wasgelegenheid alwaar twee tafels opgesteld stonden. Hier moesten wij ons uitkleden en werden gefouilleerd. Mijn portefeuille, enkele foto’s en een postzegelalbum mocht ik houden. Na deze inspectie werden wij geïnstalleerd op onze kamer, alwaar wij kennis maakte met de eerste legionaire dissipline, verdwaalt tussen collega's, waarbij ons gezond verstand ons weerhield van alle vertrouwelijkheid en/of achterdocht.
Drie of vier dagen gingen voorbij aan de eerste oefeningen en instructies, en natuurlijk binnen de kazerne blijven! Geen contact met de buitenwereld, en daarna vertrek naar Saida als opleidingscentra. Wij ondergingen gedurende vier maanden gedegen militaire training dewelke niet mis te verstaan was. Enkele rekruten waren de wanhoop nabij en probeerden te vluchten, doch werden zeer snel gegrepen door de arabieren die daarvoor een beloning in de wacht sleepten. Gezien de Militaire Trubinal niet van desertie gediend was werd de uitspraak onherroepelijk "Colomb-Bechar" als strafmaatregel en om alle verdere pogingen te onderdrukken uit angst voor de gevolgen.
Na acht dagen opleiding mochten wij 's-avonds uitgaan in de stad zonder dat wij daar veel behoeften aan hadden na de zware dagtaken die ons zonder reflex op ons bed deden belanden. Bij beëindiging van de eerste instructies werden wij ondergebracht in andere eenheden of batailons, oftewel terug gestuurd naar Sidi Bel Abbes voor een gespecialiseerde opleiding als radiotelegrafist, alvorens definitieve indeling voor zover dit toepasselijk is in het leger. Dit was voor mij van toepassing. Na zes à zeven weken was ik radiotelegrafist en werd ik overgeplaatst naar de Compagnie Regimentaire als gevolg personeeltekort bij de tweede battaillon en kon ik blij zijn met mijn beroep. Maar wat jammer, ik was ingezet bij het bataillon de marche,en dat wil zeggen lopen, lange wandelingen gemiddeld 2x per week van ongeveer dertig kilometer met goed gevulde ransel en geweer om in conditie te blijven, de rest van de tijd werd gevuld met instructies voor radio en telefoon.

1940

Wij zijn nu in Januari 1940,en de oorlog is uitgebroken zonder onze leefwijze te veranderen. In Maart worden vrijwilligers gevraagd voor Frankrijk. Iedereen liet zich inschrijven om te vechten, doch jammer genoeg mochten er geen radiotelegrafisten mee. Tot twee keer toe heb ik mij als vrijwilliger gemeld bij de Commandant van ons bataillion die me,de laatste keer terugstuurde met de waarschuwing van dertig dagen cel indien ik hem nog eens lastig viel hierover.
Op zekere dag omstreeks Juni kregen wij bevel onze ranselklaar te maken voor vertrek. Mooie boel, wij dachten allemaal dat het deze keer raak was, maar werden afgevoerd per trein naar Oujda alwaar wij acht dagen stationeerden. Daarna gingen wij in twee etappes te voet naar Turene alwaar wij gedurende twee maanden op verdere orders moesten wachten en voorlopig gestationeerd werden bij boeren. Eind Augustus kwam de lang verwachte order, doch deze luide terug naar Sidi-Bel-Abbes te voet met alle bagage en ransel op de rug, dewelke afgelegd werd in vier etappes. Het leven begon opnieuw in Sidi-Bel-Abbes, totdat wij opeens gepromoveerd werden tot Bataillion de Choc, een eer die ons een speciale instructie opleverde van dertig dagen in Arzew, heen en terug zoals het hoort natuurlijk te voet. Het was een oefening met amphibie's voor de landing. Het had geen zin om te stoppen met lopen daar de benen vanzelf gingen en zouden reclameren op een andere vorm. s'Morgens om drie uur vertrek om tegen de middag aan te komen op de plaats gereserveerd voor onze kampement van het batailion. De maneuvres verliepen zonder acidenten, oefeningen in de bergen door het slijk en regens van Januarie. In Februarie 1941 keerden wij terug naar Sidi-Bel-Abbes en waren goed getraind, om dit te bewijzen maakten wij vierenvijftig kilometer op één dag in de regen gepakt en wel. Het voorgenomen programma was zevenentwintig km, doch de regen belette ons te kamperen, en als goede Legionairs bleef je gewoon doorlopen. Dit bracht ons een onvoorziene dankbetuiging op en werden goed onthaald en als vooruitzicht naar Syrie alwaar wij de eer zouden hebben ons te meten met de Engelsen en Gaulisten….De meesten van ons hadden geen zin om met de Duitsers te vechten, maar ons advies werd niet gevraagd. Ingescheept in Algiers, ongeveer Juni 1941, kwamen wij in Marseille, daarna de mooiste reis per trein naar Strasbourg, Prage, Belgrado tot de grens van Griekenland. Aldaar aangekomen gingen wij terug steeds in dezelfde trein, gelukkig voor hen die niet met de Duitsers wilden vechten en beter in Syrie als goede Legionairs zouden dienen. ...
Terug met dezelfde trein en zonder uit de wagon te komen arriveerden wij een maand later weer in Marseille om terug te keren naar Sidi-Be1-Abbes. Daar bleven wij niet lang en waren bestemd voor Senegal en naar Cassa Blanca werden gestuurd om aldaar ingescheept te worden naar Dakar alwaar wij op een September 1941 arriveerden. Daar maakten wij kennis met de Negers en Negerinnen en de hitte van dit land met zijn vele ziektes vooral Paludisme en Bilieuse. Er werd ons voorgehouden om nooit onze "centuur bleue" af te doen, hetgeen vervelend was in verband met de grote hitte. Acht dagen cel voor degenen die zich niet hieraan hield aan deze voorschriften. Wij gingen verder naar Saint Louis en werden ondergebracht in de aanwezige kazerne. Na enige tijd werd ik uitgekozen als meubelmaker om een nieuwe kantine te installeren voor de officieren hetgeen mij weer enige ervaring opleverde. Hier leerde ik ook de directeur van de Elektriciteitcentrale van Saint Lois kennen en enkele installaties mocht verrichten in de stad op de door hem gegeven adressen of bij mijn vrienden welke ik inmiddels gemaakt had bij de zwartjes. Ik was als het ware "Une Caid" gekend onder de naam Andrè. Ik had al vrij vlug aanbevelingen, nadat ik een lek van de bedrading in het meisjesweeshuis opgelost had en die niemand nog opgelost had. De meter bleef maar doordraaien en na een dag arbeid had ik de lek gevonden. Gedurende drie dagen van reparatie werd ik, overal gevraagd. Ik werd heel goed onthaald in het weeshuis, om tien uur 's morgens casse croute, 's middags een maaltijd op gedekte tafel in het bureau, geserveerd door een zuster of een wees met witte wijn, om vier uur nog een hapje en avondeten om zeven uur. Het was lang geleden dat ik nog zoiets gehad had. Dit alles bracht mij een extra centje op. Het duurde tot 1 November1942 waarna ik met een collega naar Thies overgeplaatst werd, ongeveer tweehonderd km van Saint Louis. Daar kregen wij een radiowagen en moesten verbinding onderhouden met Theis en Kaolack, evenals de nieuwsberichten van Stefania en Vichy, en indien mogelijk met Algiers. Ik was chef de poste en bleef daar tot 30 December 1942 waarna wij terug geroepen werden naar onze eigen eenheid om ons klaar te maken voor het vertrek naar Tunesië, om tegen de boches te vechten.

Wij werden terug ingescheept in Dakar, alwaar een konvooi van vijfendertig boten gereed lag. Geëscorteerd met twee Engelse oorlogsboten op 12 Februari kwamen wij op 22 Februari in Cassa Blanca aan. Wij gingen verder naar Fez alwaar wij enkele weken verbleven om te rusten en ons klaar te maken voor de strijd. Gedurende de laatste weken was ik operateur in de telefooncentrale van Fez en maakte daar kennis met mijn opvolgster Mme Ketfi aan wie ik vroeg enkele papieren en andere stukken voor mij te bewaren. Ongeveer 15 Maart bereikten wij per trein de Tunesische grensstation Chardimaou, en gingen per vrachtwagens verder naar Medjes-el-Bab, vandaar gingen wij weer verder per trein. Op zeven km van Djebel Mansoer gingen wij verder te voet en vervingen dezelfde avond een regiment Senegalezen. Wij namen positie op een berg voor Djebel Mansoer. Op 25 April om twaalf uur kwam de aanvalsorder. Tussen zes en zeven uur s avonds van dezelfde dag vorderden wij twintig km, en werden tegengehouden door een tegenaanval van de Duitsers met mitrailleurs geladen met dum dum kogels. Niettegenstaande de zware druk en de kogels die om onze oren vlogen hielden wij terplaatse stand en vroegen om assistentie van de artillerie die een kwartier later met de mortieren begonnen te schieten. Op 26 April trokken wij verder en veroverde wij zestien km tussen acht uur ‘s morgens en twee uur ‘s middags. Daar bleven wij stand houden en werden bevoorraad voor de volgende dag. Op 27 April werd de strijd hervat en drongen door tot bij Pont du Fash, alwaar wij weer door een tegenaanval werden verrast. Wij waren te ver doorgedrongen en vormde als zodanig een punt tussen de linies, die wij ondanks tegenaanvallen in stand hielden. Op 29 April vooral, kregen wij het zwaar te verduren. De gehele dag door tegenaanvallen van vijandige artillerie. De 30e April tegen zeven uur herbegon de tegenaanval van de Duitsers opnieuw en had ik het ongeluk (of geluk) gewond te raken door een granaatscherf. Ik had juist een opdracht ontvangen een gevangen Italiaanse arabier naar de stafchef te brengen. Daar de granaten ons om de oren vlogen kreeg ik van de Sergent de raad mij terug te trekken naar mijn kuil met de gevangene. Ik ben niet zover gekomen en gebood mijn arrestant te gaan liggen. Ikzelf bleef geknield achter een struik totdat ik meende een flinke klap op mijn achterste gekregen te hebben. Ik draaide mij om naar de gevangene klaar om aan te vallen toen ik zag dat hij geen schoenen aan had. Door de brandende pijn ging ik met mijn hand voelen en constandeerde dat ik hevig bloede. Ik vertrouwde mijn gevangene toe aan een kameraad en in gezelschap van een andere vriend vertrokken wij naar de infermerie die ongeveer twee honderd meter achter ons was. Dezelfde nacht nog werd ik geëvacueerd per vrachtwagen van post naar post. Op 2 Mei kwam ik aan in het militair hospitaal van Souk-Ahras en werd verzorgd door Dr.Dardill, die gehoord dat ik een Hollander was, en besloot mij bij een Duitse Legionair te leggen zodat ik met hem kon praten. Ook werd er gevraagd wie gewaarschuwd moest worden in verband mijn toestand waarop ik alleen kon antwoorden "niemand" verloren zonder familie in de vreemde.
Doch groot nieuws wachtte mij .De vierde Mei ’s middags had ik het genoegen bezoek te ontvangen. Een zekere Mr Van Daele Jean, ex vrederechter van Souk Ahras, een geboren Belg die mijn taal sprak kwam mij bezoeken na een gesprek met zijn vriend Dardill. De oorlogsomstandigheden had hem ook flink gegrepen. Als Gaulist was hij ontheven van zijn ambt op 17 November 1941 vervolgens gearresteerd op 17 Maart 1942 opgesloten in een militaire gevangenis van Constatine omdat hij een Tsjechische strijder onderdak verleend die naar Engeland wilde vluchten en niet aan de politie had uitgeleverd. Hij werd veroordeeld door Generaal Valin en gedeporteerd naar Barika in het zuiden van Algerie. De geallieerden hebben hem daar gevonden en bevrijd op 24 November 1942 en terug gegaan naar huis. Wij konden goed praten in onze eigen taal hetgeen me nog niet was (overkomen sinds mijn engagement. Zijn familie waren van oorsprong Hollanders en ik vond weer een goede vriend. Hij inviteerde mij om gedurende mijn genezing bij hem door te brengen. lk kan niet vergeten dat ik dit te danken had aan Dr Dardill. Op 6 Mei werd ik naar Blida overgebracht alwaar ik verbleef tot mijn genezing.I k schreef twee brieven naar Van Daele en vroeg hem mij een certificaat d' herbergement te sturen in verband mijn vakantie. Daar ik geen antwoord kreeg besloot ik hem een telegram te sturen. Ik had geen rekening gehouden met de vertraging van de post als gevolg van de oorlog, en ik zag mijn eerste verlof vervliegen sinds mijn aanmelding. Gezien het verlof werd er strikt de hand gehouden aan de voorschriften. Zelfs een verlof van 24 uur was niet mogelijk zonder een certificaat. Gezien de solide reputatie van verschillende mensen die overal in Algerije waren werd hun geadviseerd geen Legionairs te huisvesten. Gezegd mag worden dat het leger zelf niet erg gediend was ons ver weg te weten. Het contact met het normale leven liet ons merendeels weten wie wij waren. Legionairs! Dit alles was te wijten aan collega verlofgangers die niet meer terug kwamen. Sinds de oorlog werd er verlof in het kamp georganiseerd en kreeg je toch het gevoel van vrijheid, dit alleen in 1943. Telegravies bereikte mij het lang verwachte certificaat en vergezeld van mijn officiële permissie kwam ik 5 Juni 1943 midden in de nacht aan in Souk Ahras. Ik liet mij naar het adres van mijn vriend brengen, die ook zijn buren Delcassou wekte om nog een maaltijd voor mij klaar te maken. Op zes juni vond er in Souk Ahras de eerste manifestatie plaats van de officiële Gaulisten beweging. Ik werd uitgenodigd om de vlag te dragen met het kruis van Lorraine. Dit was voor mijn vriend en de zijne de officiële réhabilitatie. Omgeven met vriendschap van mijn vriend, Dr Delcassou en de familie Delcassou had ik mijn eerste onvergetelijke vakantie in Afrika en veranderde voor honderd procent mijn zienswijze in het leven. Mijn vriend kreeg inmiddels weer een baan aangeboden als vredesrechter in Condé-Smendou. Ik ben hem gevolgd en verbleef van 18 tot 26 Juni einde van mijn verlof bij hem. Hij begeleide mij tot Constantine en ik ging met spijt terug naar mijn onderdeel die zich in Sidi-Bel-Abbes bevond. Bij mijn terugkeer op 1 Juli werd ik geplaatst in de compagnie de passage, C.P. I, om 2 dagen later terug te keren bij het 2e Battaillon. De 5e Juli bereikte wij Fez per camion, vervolgens de 12e Juli in Sefreu. Op 26 Juli werd ons speciaal verlof toegekend in verband Tunisie. Deze keer wist ik de te volgen procedure en kon weer van vakantie genieten van 31 Juli tot 18 Augustus in Condé-Smendou, en leerde veel van mijn vriend de rechter, ook door mee te helpen in het gerechtshof met het uittikken van procedures. Helaas, de tijd vloog om en moest ik weer terug. 25 Augustus kwam ik terug bij mijn eenheid gestationeerd in Meknes, gestuurd naar deze stad na mijn passage in Fez. Ik werd daar ondergebracht bij het 7é Regiment Tiraileurs Marocaine in afwachting de terugkeer van mijn afdeling die op manoeuvre waren tot 29 Augustus. Op 1 September1943 werd ik opgeroepen op het kantoor van de compagnie, daar mijn verbintenis op 27 Maart 1944 afliep. Ik kreeg een declaratie ter ondertekening voorgelegd waarin ik akkoord verklaarde me bij het Nederlandse leger te willen vervoegen. Doch enkele dagen later werd ik bij de Colonel geroepen die mij voorstelde bij te tekenen voor het Legioen, hetgeen ik weigerde. De 10e September ontving ik van de Hollandse Consul in Algiers met wie ik contact had gezocht door bemiddeling van mijn vriend Van Daele, die mij een identiteitsbewijs vroeg, en vervolgens op 15 September kreeg ik een formulier Model B (in te vullen door Nederlandse Legionairs van dienstplichtige leeftijd), waarin gevraagd werd de naam, voornaam, geboorteplaats en datum laatste verblijfplaats in Nederland, begindatum eerste contract in het Legioen en datum van het nog lopend contract. Tevens de vraag of je genegen was in het Nederlands leger in Engeland dienst te nemen, laatste beroep in Nederland; Gereedschapmaker, genoten onderwijs; Philips bedrijfschool. Speciale bekwaamheden (Zowel burger als militair) etc; etc;.
Rabat 16 Okt.1943, Meknes 15 Sept. 1943. Deze dubbele datum was te wijten aan het zoek raken van het eerste stuk. per ongeluk ?
De 20e September 1943 vertrokken wij Forêt de la Marmera en 15 Okt .zagen wij weer de Amerikaanse uniformen, de zesde Nov. Kreeg ik weer een Radiopost. Onze reis werd per camion afgelegd, en 20 Nov. vertrokken wij naar Detrie alwaar wij op 23 November aankwamen, niets te vermelden. In verband ons verblijf in Senegal had ik nog recht op 18 dagen verlofplus nog twee dagen van Tunesië ,en vijftien dagen, van het lopende jaar, en daar ik nog geen antwoord had gekregen voor mijn aangevraagde vakantie besloot ij op 1 December rapport aan te vragen bij de Kapitein. Om 11 uur Rassemblement voor zijn bureau. De Capiteine de Hautefeuille liet de aanvragers voor verlof binnenroepen, door zijn adjudant. Vijf Legionairs presenteerde zich. De Capiteine:" Dus jullie willen met verlof?" en zich tot de Adj. richtend, laat op het rapport zetten dat het aantal verlofgangers voorzien zijn bereikt. De Adjudant; Entendu mon Capitaine. De Cap.; Jullie, hebben dat allemaal begrepen? Het gaat hier om het verlof in de kazerne is het niet? Hierop antwoordde ik ; Nee,nee mon Cap. ik wilde naar Souk Ahras. Het is reeds tweeënhalf maand geleden dat ik mijn certificaat d'herbergement heb ingeleverd bij Uw bureau. Ik heb tot nu toe gewacht, doch doordat andere reeds voor mij waren vertrokken heb ik besloten Uw report aan te vragen. Waarop de Cap.mij antwoorde; maar je deze reeds hebt ingeleverd had ik het moeten zien, ik kan het me niet herinneren doch ik zal me er mee bezig houden. Een andere Legionair vroeg of hij nog recht had op vakantie daar hij gestraft geweest was, waarop de Cap. antwoorde; Dat zullen we nog wel zien. Zijn er nog andere aanvragen voorbuiten, waarop werd geantwoord : Op kazerne mijn Cap. en deze antwoorde, Goed laten jullie je inschrijven op de lijst, julie kunnen gaan. De anderen verlieten het kantoor terwijl ik een telegram overhandigde aan de Cap. waarin stond; Vraag vakantie ,ik heb me aangemeld vollontair voor Syrie,Van Daele. De Gap. leest dit en vraagt aan de Adj.; Ga eens.kijken of je zijn certificaat kan vinden, vervolgens zich tot mij wendend, ja ja, als ik maar zeker wist dat je bij onze compagnie bleef, zou je heel gemakkelijker je verlof krijgen, ik zou me inzetten voor dat geval, maar op het ogenblik moet je begrijpen dat ik je niet kan laten gaan gezien je vrij bent over enkele maanden. Ik laat liever degenen die blijven profiteren want als ik je laat gaan moet ik drie van je vrienden afwijzen. Waarop ik antwoorde maar mij Cap. ik wil mijn vrienden niet beletten hun vakantie op te nemen, ik vraag U alleen mijn eigen vakantie te geven. Ik begrijp goed wat u me hiermee wilt zeggen, namelijk een rengagement te tekenen. Ik heb momenteel de keus tussen bijtekenen of naar het Nederlands leger te gaan, daarom juist vraag mijn vakantie om dit rustig te overdenken. In beide gevallen dien ik hetzelfde doel, namelijk de bevrijding van mijn land, hetgeen alles is wat mij interesseert. Hierop kreeg ik als antwoord, "maar ja, ik geef je geen ongelijk en ik heb niet te klagen over jou, maar je begrijpt als je bij ons blijft je veel voordelen zult hebben, zelfs zou ik je verhogen in graad, waarop ik antwoorde; U vergist zich in mij, mijn Cap., in deze situatie is mijn beslissing direct genomen, ik niet bijtekenen om mijn verlof op te kunnen nemen, ik heb reeds twee maanden gewacht en kan ook nog wel drie maanden wachten om mijn definitieve verlof te verkrijgen. De Cap. richte zich vervolgens tot de Adj. met de woorden; goed, goed, zet hem op de lijst in afwachting, ik zal me er mee bezig houden, dat zal over een dag of veertien zijn. Rapport van het battaillon van 1;. Dec: Alle verlofgangers moeten binnen zijn op 8 Dec. ,afschaffing van alle verlof tot een Januari. Gedurende ons verblijf in Meknes hadden wij met tussenposen van enkele dagen vijf executies van ter dood veroordeelden door de Militaire rechtbank, allemaal arabieren. Deze opdracht werd natuurlijk àan het Legioen toevertrouwd. Ons contract d'engagement voorzag natuurlijk niet dat wij als beul zouden worden aangesteld. Uit medelijden voor de veroordeelden lieten wij de veroordeling vlot verlopen. Ik had geluk dat ik blanke kogel had, hetgeen ik merkte met schieten. Op de vooravond werden wij pas ingelicht om ’s morgens om vijf uur aan te treden. Op 10 December kwamen wij aan in de bossen tussen Clémenceau en Port au Poelles. De vorige avond vertokken wij per vrachtwagen vanuit Détrie. Wij gingen op oefening inclusief een landing zodat wij het genoegen hadden helemaal doorweekt van het water door te mogen gaan met oefenen totdat wij bij het kamp arriveerde. Op 2 Jan.1944 werd de heropening van verlof gemeld. De 5e Jan. vertrek naar Port-Say alwaar wij de achtste aankwamen, Hier werd ons kamp geïnstalleerd alsmede ruimte voor onze voertuigen. Op 13 januari om zes uur ‘s morgens werdt ik wakker gemaakt en werd ik uitgenodigd de nodige formaliteiten te vervullen voor mijn vacantie, die de volgende dag zou ingaan; De 18e kwam ik in Condé-Smendou aan, alwaar ik tot 2 Februarie bleef. Tijdens dit verblijf heb ik nog vijf dagen, doorgebracht bij onze vrienden De1cassou in Souk-Ahras.

Dit is een vertaling uit het Frans hetgeen ik geschreven heb tijdens mijn laatste vakantie in Condé-Smendou en gelukkig nog bewaard is gebleven na al mijn verdere omzwervingen in diverse landen, zodat dit een originele samenvatting van mijn ervaringen in het Legioen. Nog steeds ben ik blij mij een oud Legionair te mogen noemen en gediend te mogen hebben in het beroemdste leger van de wereld. VIVA LA LEGION ETRANGERE. Door A.C. Vos.