Problemen met de Nederlandse Consul in Algiers
Jan Bockma was nu wel
uit het Vreemdelingenlegioen, maar kon als ongewenste, en stateloze
buitenlander geen kant op.
Hij werd daarom, als zovele uit dienst ontslagen of afgekeurde Legionairs
naar een werkkamp gestuurd in zijn geval dat bij Colomb
Bechar. Colomb Bechar ligt in de woestijn op 600 km vanaf Sidi Bel Abbes zie kaart.

Of hij daar toen direct naar toe is gegaan is nog de vraag want volgens de
archiefstukken zou hij zich na 8 dagen met nog 7 Hollanders naar Algiers
zijn gereisd [950 km vanaf Colomb Bechar] waar zij zich met de Nederlandse consul van Randshuyzen in verbinding stelden.
Deze 7 mannen waren:
Naam
|
Leeftijd,
Woonplaats
|
Opmerkingen
|
Henk van Maurik
|
24, Bussum
|
|
Harry Nielen
|
24, Rotterdam
|
|
E.N.R. Burgers
|
28, Deventer
|
|
Leenen
|
36, Venlo
|
|
Van Gastel
|
27, Utrecht
|
|
Beekman
|
32, Maastricht
|
|
Van der Linden
|
24, Utrecht
|
|
De Consul van Randshuyzen
stelde Jan Bockma de volgende vragen:
“Waarom ben je eigenlijk uit Holland weggegaan” en daarna:
“Weet je wel zeker dat dit verstandig was?”
Hij vroeg hem vervolgens waarom hij geen dienst
had genomen in het Legion Tricolore om aan het
Oostfront tegen de Russen te vechten.
Hij vertelde Jan Bockma
verder dat hij geen ondersteuning had van de Nederlandse regering en verder
dat hij van de Nederlandse Regering in London bevel had ontvangen geen
Nederlanders uit Afrika meer over te sturen.
Na enige tijd ongeveer 20 Februari 1943, of de
mannen ondertussen terug gegaan zijn naar Colomb-Bechar
of in Algiers bleven is niet duidelijk, gaf hij de 8 Nederlanders een brief
geadresseerd aan een Engels adres in Algiers, gesloten met een officieel
zegel. Hij gaf hen de opdracht deze brief af te gaan leveren aangezien deze
brief hun reis naar Engeland in orde zou maken. Onder geen omstandigheden
mochten zij deze brief openen.
De mannen wantrouwden de Consul zozeer dat ze
besloten de brief te openen.
In deze brief, die in het Engels geschreven was stond, dat zij een bende
losgelaten mensen uit het werkkamp van Colomb Bechar waren die te werk konden worden gesteld bij het Pioneer Corps om schepen in de haven te lossen, waar
zij nog te goed voor waren.
De Legionair van Gastel die zich ook in het kamp
in Colomb Bechar bevond
had soortgelijke ervaring. Hij had een brief om hulp naar de consul
geschreven en als antwoord gekregen:
Ik trek mij van het geval niets aan het beste wat U doen kunt is in het
Korps France d’Afrique te gaan”
De Noorse Consul en de Hildur I
Jan Bockma zocht een
ander oplossing en stelde zich op 22 Februari 1943 in verbinding met de
Noorse Consul die hem nog dezelfde dag de gelegenheid gaf op den Noorse
kustvaarder Hildur I [4] aan te monsteren op
voorwaarde dat hij een bewijs van Nederlanderschap kon overleggen.
Bockma ging onmiddellijk naar van Randshuyzen die dit echter pertinent weigerde.
Na een hevige woordenwisseling met vloeken en
schelden bezweek de heer van Randshuyzen en gaf
hen tenslotte een Certificaat Provisoire.
Hij kwam op 23 Februari 1943 op het schip en maakte verschillende reizen
tussen Algiers en Bone als tremmer [4].
Volgens het logboek maakte het schip in deze
periode de volgende vaarten:

Detail
logboek Hildur I
Op 16 Maart 1943 met medewerking van de Engelse
Security Police in Bone
kreeg hij een plaats als werkend passagier of de Goodren
Maersk [Gudrun Maersk][c] die op 16 Mei 1943 Glasgow
binnenliep.
In verhoren geeft Jan Bockma aan volgende nog
andere Vluchtelingen uit Nederland in het Vreemdelingenlegioen tegen te
zijn gekomen:
Gebr. Zwart
|
18, 20 Utrecht
|
Bob Rol
|
21, Amsterdam
|
IEPENburg
|
20, Utrecht
|
Willemse
|
21, Utrecht
|
Sjef Krutzer
|
21, Limburg
|
twee uit Dordrecht (naam niet bekent)
|
|
één uit den Haag (naam niet bekent)
|
|
30 andere naam niet bekent
|
|
|